Het blok Cariologie en de harde tandweefsels is vernieuwd en uitgebreid en heette dit jaar blok Cariës en vanaf volgend jaar Orale Biologie en Cariologie. Catherine Volgenant is de onderwijscoördinator van dit vernieuwde blok en legt uit wat er zo nieuw aan is: ‘Het nieuwe blok is eigenlijk een uitgebreide versie van het blok ‘Cariologie en de harde tandweefsels’ dat voorheen in bachelor 2 zat. Het blok is helemaal vernieuwd en zit nu op een meer logische plek in het onderwijs. Het sluit nu beter aan bij de (pre)klinische lijnen. Het onderdeel materiaalkunde is verplaatst naar het blok Directe Restauraties en het onderdeel biochemie is erbij gekomen, met veel aandacht voor het onderwerp speeksel.’ Ook is er meer aandacht voor preventie, legt Volgenant uit. De inhoud klopt nu met elkaar. En, wil ze maar duidelijk maken: ‘Niet elke cariëslaesie hoeft te eindigen in een restauratie.’
Samenhang
Dit jaar zijn er ook meer ‘activerende’ onderwijsvormen ingezet; zoals de werkgroepen cariologie. Het radiologie onderwijs is vernieuwd én het practicum microbiologie terug van weggeweest. Volgenant: ‘Ik ben erg blij met het practicum microbiologie, want studenten moeten echt ervaren hoe bacteriën eruitzien, en ruiken. Ik kan wel zeggen: door alle aanpassingen, is de samenhang tussen de verschillende onderdelen nu echt duidelijker dan eerst.’
Enthousiast
Hoe was het om zo’n heel nieuw blok op te zetten? Volgenant: ‘Het was hard werken! Gelukkig hoefde ik dat niet alleen te doen. Een heel team van docenten hielp mij met de opzet van dit blok en ook de collega’s van Informatiemanagement & ICTO (I&I) hebben ons goed ondersteund. We hebben het echt samen gedaan. Ook ben ik ben erg enthousiast over de Ba1-studenten. De reacties van de studenten waren leuk; ze dachten goed mee. Uit de studentenevaluatie bleek dat de studenten ook tevreden waren. Daar doe je het tenslotte voor, dus ik ben er erg blij mee.’
Van elkaar leren
Natuurlijk kan er ook wat verbeterd worden, zegt Volgenant: ‘we willen volgend jaar meer werkgroepen, zodat studenten vaker vragen kunnen stellen en van elkaar kunnen leren. Ook willen we het speekselpracticum in de klinische lijn liever verplaatsen. Niet meer na afloop, maar tijdens het blok. Daarnaast willen we de verbinding tussen dit blok en de (pre)klinische lijn verder versterken, zodat de theorie mooi aansluit op de praktijk. Verder gaan we het ‘responsiecollege’ volgend jaar weer ‘live’ doen. En tot slot werken we aan een proeftentamen, zodat de studenten nog beter weten wat ze te wachten staat voor de echte toets.’